Door de ogen van Giulia, de verteller, zijn we getuige van de wederwaardigheden van Ada en Paolo, van Giulia en Stefano. Ada is een vrolijke, spontane vrouw, haar man Paolo is geslotener en ziek. Vanwege Paolo’s antifascistische activiteiten worden Ada en Paolo min of meer gedwongen om met hun dochtertje onder te duiken in Tetto Murato, een groepje vervallen huizen en boerderijen in een desolate omgeving. Giulia, die eveneens vanwege de oorlog heeft moeten uitwijken naar haar geboortestadje in Noord-Italië en nu bij twee oude tantes woont terwijl Stefano in Turijn is gebleven, gaat bijna dagelijks bij hen langs, blijft soms slapen. Ze heeft het moeilijk heeft met Stefano’s afwezigheid en koestert zich in deze warmte.
De introvertere Giulia voelt zich in eerste instantie enorm aangetrokken tot Ada, maar raakt gaandeweg steeds meer in de ban van de mysterieuze Paolo. Haar vriend, Stefano, die veel praktischer en pragmatischer is ingesteld, kan het juist uitstekend vinden met Ada. Langzaam maar zeker ontstaat er een innige verbondenheid tussen de twee stellen.