De roman is fragmentarisch opgebouwd. Alles speelt zich af binnen het kader van Frida’s laatste uren: ze ligt in bed en zal de volgende ochtend een einde aan haar leven maken. Haar gedachten (in de ik-vorm) worden afgewisseld met fragmenten in de derde persoon die terugblikken. Er wordt nog een derde stem aan toegevoegd die haar schilderijen analyseert en inpast in haar leven.

Deze aanpak geeft een bijzonder compleet beeld van Frida’s leven: de pijn verbindt als een rode draad de fragmenten over haar jeugd, familie, huwelijk, minnaars en haar obsessie voor het schilderen. Voor Frida is schilderen de enige manier waarop ze haar pijn kan uitdrukken, kan delen met anderen.